'Nieuwe cao Glastuinbouw geeft ruimte voor blik vooruit'

Minstens zo belangrijk is dat we met deze wat langere looptijd de kans krijgen om vooruit te kijken. We krijgen tijd om, behalve over het loon, ook na te denken over andere onderwerpen en die eens goed onder de loep te nemen. Neem bijvoorbeeld het vraagstuk flexibele arbeidskrachten inzetten versus kiezen voor mensen in vaste dienst.

We zien dat de overheid de afgelopen jaren steeds vaker de wens heeft uitgesproken om bij bedrijven tot meer vaste banen te komen in plaats van flexibele banen, zoals uitzendwerk. In de glastuinbouwsector zijn we juist gewend aan veel flexwerk. Dat heeft uiteraard alles te maken met het feit dat er veel seizoensmatig werk is met bepaalde piekperioden waarin veel mensen nodig zijn.

Wat daaromtrent allemaal speelt, hebben de vakbonden en werkgeversorganisaties onlangs samen in kaart gebracht. Wat is er nodig om meer mensen vast in dienst te kunnen nemen? En hoe kunnen we een goede werkgever zijn voor onze uitzendkrachten? Dat zijn twee belangrijke vragen waarop we als ondernemersorganisaties en vakbonden antwoorden zullen moeten vinden. Nu we als sociale partners wat meer tijd hebben, kunnen we die gebruiken om ons daar samen eens over te buigen.

Nog een voorbeeld. Komend voorjaar ronden we binnen Glastuinbouw Nederland onze toekomstverkenning Arbeid af. Samen met ondernemers en betrokken deskundigen schetsen we (via een trendanalyse, toekomstscenario’s en een routekaart) een beeld van hoe werken in de glastuinbouw er op langere termijn uit kan zien.

Dat toekomstbeeld is heel belangrijk. Daarmee kunnen we duidelijk neerzetten wat wij onder goed werkgeverschap verstaan en dat wij plaats bieden aan alle opleidingsniveaus. Dit is iets wat in onze hoogtechnologische en innovatieve sector nodig blijft. Met onze toekomstverkenning Arbeid hebben we bovendien een basis voor het gesprek over een bredere agenda voor de volgende cao-onderhandelingen.

Dat brengt mij op een laatste punt. We zullen ons de komende maanden opnieuw mengen in het gesprek over het thema ‘werken moet lonen’. Praten over een bruto salaris is één, maar de vraag ‘wat houd ik netto over om uit te kunnen geven?’ is vers twee.